Er zijn verschillende technieken om een animatie te maken:
Getekende animatie: Hierbij worden tekeningen gebruikt. Hoe die samen een animatiefilm worden, kun je goed zien bij een flipboekje. Hierin staan heel veel tekeningen. Als je de bladzijdes snel door je vingers laat gaan, gaan de tekeningen bewegen.
Stopmotion: Foto's van objecten achter elkaar plaatsen waardoor een beweging wordt gesuggereerd. Dit is een animatietechniek waarbij de objecten in beeld steeds een klein beetje worden verschoven. Van ieder moment wordt een foto gemaakt. Als je deze foto’s snel achter elkaar afspeelt, zie je een bewegend beeld.
Pixelation: Dit is een animatietechniek waarbij het menselijk lichaam als materiaal wordt gebruikt. De acteurs moeten steeds even stilstaan of liggen om een beeld te kunnen maken. Met pixelation kun je allemaal trucs uitvoeren. Iemand kan bijvoorbeeld door de lucht zweven.
Cut-out: Een cut-out animatie wordt gemaakt van stukken papier en een tekening. Bij ieder frame verplaatsen de losse stukjes papier een beetje. Een figuurtje wordt gemaakt van losse armen en benen die apart wordt verschoven.
Klei-animatie: Klei is ook handig voor het maken van animaties. Als je een figuurtje hebt, kun je dit steeds een beetje aanpassen. Je gebruikt hiervoor speciale klei, die niet snel uitdroogt.
Computeranimatie: Veel films die je nu in de bioscoop kunt bekijken zijn 3D animatiefilms. Vaak spelen dieren daarin een belangrijke rol. De technieken worden steeds beter en realistischer.
live-action film: Spelen er in een animatiefilm menselijke acteurs, dan noem je deze een live-action film.